Mijn Lichaam van Christus

Wanneer u onze columns trouw hebt gelezen, dan weet u onderhand wel, dat we zo onze bezwaren hebben tegen wat er tijdens een Roomse Eredienst allemaal gebeurt. En die bezwaren spitsen zich vooral toe rond datgene, wat voor de Roomse Kerk nu juist het hoogtepunt van die Eredienst is: de Consecratie en de Communie. En die gaan we er vandaag eens goed uitlichten.

We nemen u mee naar wat verondersteld wordt, het Laatste Avondmaal te zijn geweest. Volgens de overlevering zou Jezus op zeker moment brood (een matze) hebben genomen, een dankgebed hebben uitgesproken en het toen rondgedeeld met de woorden: ‘Neemt en eet, dit is mijn Lichaam’. Na de maaltijd (we gaan nog steeds uit van de overlevering) zou Hij een beker wijn ter hand genomen hebben en deze rondgedeeld met de woorden: ‘Neemt en drinkt hier allen uit, want dit is mijn bloed, dat vergoten wordt tot vergeving van de zonden’. En dan nu de belangrijkste zin: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’. Uiteraard staan deze woorden in het ene Evangelie anders verwoordt, dan in het andere, maar de strekking is dit wel.

Nog afgezien van het feit, dat hier een enorm misverstand in de wereld geholpen is aangaande de z.g. ‘Transsubstantiatieleer’ (de Werkelijke Tegenwoordigheid van Christus in dat brood en die wijn) is er nog een punt, dat volgens ons helemaal buiten beschouwing blijft. En hierover gaat vandaag onze column.

Laat ons maar eens beginnen met die laatste zin: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’. Wat houdt dat in? Dat de priester die gebaren en handelingen dient te blijven herhalen als HERINNERING aan Jezus? Of is het de bedoeling, dat de priester deze handelingen herhaalt met zijn EIGEN priesterschap als uitgangspunt? In het laatste geval deelt de priester immers zijn EIGEN brood en deelt hij zijn EIGEN wijn! En wordt de MANIER, waarop hij dat doet gelieerd aan Jezus’ Handelingen. Tot Zijn gedachtenis.

Wie Jezus’ levenswandel een beetje gevolgd heeft, weet, dat Hij overal en altijd voorbeelden gaf van hoe mensen elkaar dienden lief te hebben. Maar Hij zei er wel uitdrukkelijk bij: ‘Doe Gij dan evenzo!’ Er is een wereld van verschil tussen ‘Jezus nadoen’ en ‘doen als Hij’. In de eerste stelling is en blijft Jezus Zelf verantwoordelijk voor de handeling. Maar zou het de laatste stelling betreffen, dan wordt de priester zelf het middelpunt van die Consecratie en de latere Communie. En deelt hij het brood en wijn op eigen titel, maar wel op de manier, die Jezus de mens voorhoudt. En wij gaan zonder enige terughoudendheid voor die laatste optie.

De woorden tijdens de Consecratie zouden dan nog altijd dezelfde kunnen blijven, (afgezien dan van de tekst: ‘Dit IS mijn Lichaam’ etc.) maar de essentie ligt bij de priester zelf. En tijdens de daaropvolgende Communie zou de priester dus de Hostie kunnen uitdelen met de woorden: ‘MIJN Lichaam van Christus’. En zo ook met de wijn als: ‘MIJN Bloed van Christus’.
Voor wie de priester assisteert met het uitdelen van die Communie verandert er qua tekst niets. Alleen de priester dus, die de Hostie zelf heeft geconsecreerd met ZIJN Liefde, ZIJN Ziel en ZIJN persoon zou dus die bijzondere uitspraak mogen doen. Veel dichter bij de essentie en ook veel dichter bij de Waarheid, zo vinden wij. En wat er voor de rest over en weer gezegd wordt… Daarover een andere keer weer meer.

Geef een reactie