Belangrijk bij goochelen zijn natuurlijk de ‘props’, de attributen, waarmee een goocheltruc wordt uitgevoerd. Van een eenvoudig spel kaarten tot de meest ingewikkelde toestellen, het kan allemaal. Maar de attributen mogen nimmer een eigen factor worden, hoe graag de goochelaar u ook die weg op wil sturen. Het gaat de goochelaar maar om één ding: de macht over uw geloofsbereidheid. Al was het maar, zolang hij de voorstelling geeft. De meest verbazingwekkende trucs worden meestal uitgevoerd met simpele ‘probs’. Hoe simpeler, hoe indrukwekkender. Want bij grote apparaten kan het publiek echt wel bedenken, dat er mee ‘geknoeid’ is. En in geval van en ‘guilloutine’ is dat wel gewenst. Men zou het anders niet willen zien. Maar een eenvoudige kaarttruc of een simpel doekje, waaruit plots een levende duif opduikt, die ‘doen’ het nog altijd het beste.
Meestal draagt een zich serieus nemende goochelaar ook een ‘magische’ mantel en een magische stok. En hij bedient zich al evenzeer van magische spreuken, om dat doekje in een duif te veranderen. Het is allemaal, om u af te leiden van waar het de magiër werkelijk om gaat. Waarom wil de goochelaar dit eigenlijk? Nou, allereerst moet de man ergens van leven. Bovendien, als hij een groot goochelaar is, dan krijgt hij erkenning van mensen ‘uit het vak’ en dus ook van het hooggeëerd publiek. Zo reed de wereldberoemde David Berglas in de 60er jaren geblinddoekt achter het stuur van een auto door het centrum van Amsterdam. De inmiddels 91 jarige top-artiest was ook op de Nederlandse TV een grote naam, met name door een kaarttruc. De heer Berglas neemt een deck kaarten en laat ze aan het publiek zien. Vervolgens legt hij de stapel in de hand van vrijwilliger 1. De heer Berglas raakt daarna de stapel niet meer aan. Vervolgens vraagt hij aan vrijwilliger 2 om ‘any card’ te noemen. En aan vrijwilliger nummer drie om ‘any number’ tussen 1 en 52, het aantal kaarten van een deck. Als de derde vrijwilliger een getal heeft genoemd, wordt er door vrijwilliger 1 de kaarten een voor een afgenomen, tot aan het nummer, dat vrijwilliger nummer 3 heeft genoemd. En u snapt het. De kaart ‘van het nummer’ is de kaart, die vrijwilliger 2 heeft genoemd. Verbazingwekkend? Nou, toen wel, dat mag wel gezegd worden.
Waarom had David Berglas nu eigenlijk zo’n succes? Omdat hij zo slim was, of het publiek zo dom, om de woorden van Louis van Gaal er maar eens bij te slepen. Nou, beide opties, zouden we zeggen.
Nu is het natuurlijk zo, dat de mensheid graag gefopt wil worden. Als het maar overtuigend gebeurt. En bij een goochelshow kan men zich nog amuseren met de vraag, wat men niet gezien heeft, of hoe de truc nu eigenlijk werkt. Maar waar men niet naar wil kijken, is de kunst van het verbluffen van de eigen intelligentie. Want wie werkelijk mocht denken, dat David Berglas werkelijk kon toveren, die kan zichzelf als onbenul klasseren. Dat doet niemand, dus is David een goochelaar. Maar er zijn in het leven wel degelijk zaken te noemen, waarbij de mens zich wel degelijk laat inpakken en waar die mens allerminst als ‘onbenul’ wil worden gezien.
Wie wel eens debatten in de Tweede Kamer heeft gevolgd, die heeft vaak niet in de gaten, dat hij naar een politiek soort goochelshow zit te kijken. Alleen niet met een deck kaarten, maar met politiek beladen onderwerpen. Maar de truc blijft dezelfde: De aandacht afleiden, waar het werkelijk om gaat. En het liefst die van de heren politici zelf. Het gaat in de Tweede Kamer niet over het onderwerp zelf, maar over de macht van de een, om de illusie van zijn oplossing van dat probleem aan de ander op te dringen, zonder dat die ander in de gaten heeft, dat hij wordt ‘overbluft’. Oh zeker, soms gaat het echt ergens over en dan is zo’n onderwerp snel behandeld. Want de heren houden van het spel. De knikkers zijn als de kaarten, de doekjes en de duiven.
Zijn er meer voorbeelden van een dergelijk truc-spel, waarbij het in feite niet gaat over, wat men ziet, maar vooral, wat men niet ziet? Nou en of! En ook hier wordt het bereikt met een onvervalst staaltje bluffen, met zogenaamde ‘vrijwilligers’, die het publiek de indruk moeten geven, dat het allemaal ‘echt’ is. Waarbij de beweringen, die de goochelaar op zijn podium doet, zó overtuigend zijn en waarbij het publiek in haar naïviteit wordt overdonderd door de stelligheid van de goochelaar, die beweert, dat hij werkelijk kan goochelen. Alleen noemt hij dat zelf niet zo. Maar net zoals de goochelaar van gisteren, die zijn antwoorden niet hoeft te bewijzen, omdat het publiek een eventueel tegendeel ook niet kan aantonen, zo doen deze goochelaars iedere zondag hun goocheltrucs. En waarom wij het zo noemen? Omdat we willen kwetsen? Neen. Omdat we de bezigheden en voorbereidingen, maar vooral ook de werkelijke doelstelling van deze religieuze goochelaars vergelijken met die van de amusementsgoochelaars. Met identieke bedoelingen: Misleiding van uw voorstellingsvermogen, omdat u kijkt naar wat de goochelaar u laat zien. En u uzelf daarbij nauwelijks aandacht schenkt aan uw eigen intelligentie.
morgen: Rooms goochelen voor dummies