Sinterklaas Op Zolder?

zwarte-piet

Er was een tijd, (17e eeuw) waarin Godsdienstvrijheid niet was toegestaan. De tijd van net na de Reformatie kon je maar beter niet uitkomen voor je Katholieke geloof. Toch werden er door de Katholieken wel samenkomsten georganiseerd, al moest dat wel in het diepste geheim, want als het uitkwam, dan liep je als gelovig Katholiek het risico, om gemolesteerd te worden. Wie zijn Katholieke geloof wilde belijden, zoals de RK Kerk dat in hun huishoudelijk reglement had verordonneerd, die kon terecht bij Onze Lieve Heer Op Zolder. Zo heette die tijd voor de Katholieken. Pas na Thorbecke (1853) was het weer mogelijk het Katholieke Geloof openlijk te belijden.

In deze tijd dreigt de Nederlandse sociale maatschappij opnieuw met een dergelijk probleem geconfronteerd te worden. Al gaat het hier niet, om Godsdienst, maar over geloven zelf. Geloof in Sinterklaas en Zwarte Piet. En in die maatschappelijke discussie gaat het niet zozeer over de Heiligheid van Sint, maar over de afkomst en vereenzelviging van Zwarte Piet. Want Zwarte Piet heeft het stigma van slavernij op zijn naam en kleding, zo vinden de tegenstanders. En zij strijden voor een ‘rechtschapen’ herstel van normen en waarden binnen het Sinterklaasfeest. Het merkwaardige is, dat de zorgen en bezwaren van de volwassenen, die Piet liever zien gaan dan komen, in het geheel niet gedeeld worden door de kinderen. Oh zeker, er zijn (vooral de jongste) kinderen, die een zekere angst hebben voor die (in hun ogen) grote en zwartgekleurde man. Maar die kinderen zijn vooral voorzichtig met het vreemde van de gang van zaken. Zijn ze eenmaal aan zijn aanwezigheid gewend, dan gaat de angst spoedig weg en komt de aarzelende vrolijkheid over het gezicht. Want wat doet Piet vandaag de dag allemaal: hij goochelt, zingt liedjes, heeft een zak met een oneindige hoeveelheid snoep, brengt kadootjes en kan dansen. Allemaal zaken, die de gemiddelde tegenstander van Zwarte Piet, in genen dele beheerst.

En juist hier doet zich een merkwaardig feit voor: Zwarte Piet is met zijn hele verschijning en zijn kunsten de ambassadeur van ‘rassengelijkheid’ tussen zwart en wit. Piet beschikt over het vermogen, om niemand nog echt bang te laten zijn voor iemand met een andere huidskleur. Wanneer dus een ‘zwarte man’ wordt nageroepen met ‘Zwarte Piet!’, dan zou hij zich dus vereerd moeten voelen. Omdat men hem blijkbaar vermogens toedicht, die hij van zichzelf wel eens niet zou kunnen hebben.

De tegenstanders van Zwarte Piet discrimineren dus.  Met het uitbannen van Zwarte Piet minachten zij het potentieel vermogen van de ‘zwarte man’. Het is bovendien om een andere reden een merkwaardige houding, om Zwarte Piet te weren van het Sinterklaasfeest. Want Zwarte Piet zou kunnen verdwijnen, echter de ‘zwarte man’ blijft zwart. De negers blijven negers en de slavernij zal altijd een deel uitmaken van (ook) de Nederlandse geschiedenis. Wie dat allemaal uit de maatschappij wil verwijderen, die is bezig de nationale cultuur en vooruitgang te aborteren.

Met ‘rechtschapenheid’ heeft dit niets meer te maken. Het is het totale gebrek aan aanpassingsvermogen, relativeren van wat Zwarte Piet nu eigenlijk is, jaloezie en een instandhouding van het ‘eigen verleden’ plus het bijbehorende vals sentiment, dat de tegenstanders ten toon spreiden. Zwarte Piet is de Kop van Jut geworden in hun sociale onvermogen, het verleden een plek te geven en over te gaan tot de wereld van vandaag.

De woede van de voorstanders is terecht. En het effect is, dat de ‘zwarte’ tegenstanders precies datgene teweeg brengen, wat ze juist wilden aanpakken: ‘discriminatie’. Een kwestie van billen en blaren. Sinterklaas mag nooit verhuizen naar de Zolder. Die vrijheid heeft Thorbecke Nederland verschaft. Nederland moet zuinig omspringen met gevoelens van ‘andere landgenoten’. Maar artikel 1 van de Grondwet geldt ook voor hen. En daar gaat niet aan getornd worden.

Geef een reactie