Na drie maanden komt bij mevrouw van Aalten een aangetekend stuk van de Rechtbank. Of zij op die en die dag in persoon naar de Rechtbank wil komen. De zaak betreft de bewindvoering. Mevrouw van Aalten belt de Vraag-Maar-Raak-Baak van de Gemeente en na veel vijven en zessen zal er iemand van het Traject mevrouw van Aalten vergezellen. Bij de Rechtbank blijkt het praktisch om een hamerstuk te gaan, aangezien mevrouw gebruik wil maken van het Traject Levenspatiënt. Wel vindt mevrouw van Aalten de rechter, Mr. Smeltwater, zelf heel aardig. Hij stelt haar gerust met de mededeling, dat mocht het niet gaan met de bewindvoering, zij hem altijd mag schrijven. Eenmaal weer thuis vraagt mevrouw van Aalten zich vertwijfeld af, waar ze in Godsnaam aan begonnen is. Binnen twee dagen krijgt ze telefoon van de firma van der Eiken con sorte uit een totaal andere plaats en deze maakt een afspraak met haar. Weer een week later verschijnt aan de deur de bewindvoerder, de heer Eiswinkel, een grote forse man met een enorme aktetas. Beknopt legt hij haar uit, waar zijn bewindvoerderschap uit zal bestaan: ‘Het beheren van uw financiën’. Op de opmerking van mevrouw van Aalten, dat zij zeer wel in staat is, haar eigen financiën te regelen antwoordt de heer Eiswinkel, dat zij daarin nu een ‘beschermde status heeft’. Niemand kan nu immers aan haar spaargeld komen. ‘Maar ikzelf ook niet!’ roept mevrouw van Aalten verrast. ‘Precies mevrouw,’ antwoordt de heer Eiswinkel: ‘U wordt nu ook tegen uzelf beschermd’. ‘Mevrouw van Aalten wordt boos: ‘Maar dit is waanzin! Waarom moet dit?’ Geduldig legt de heer Eiswinkel haar uit: ‘Het is, om te voorkomen, dat u in depressieve toestand uw geld zomaar uitgeeft.’ ‘Maar ik BEN helemaal niet depressief!’ schreeuwt mevrouw van Aalten. ‘Nee mevrouw,’ antwoordt de heer Eiswinkel: ‘Maar wat niet is, kan nog komen…’
‘En dat betekent nu voor mij…?’
‘Dat betekent, dat er voor elke uitgave of betaling boven de 200 Euro aan mij toestemming gevraagd moet worden!’
‘WAT!’
‘Ja mevrouw, zo blijft uw geld ook uw geld. Fijn hè!’
Met ingehouden woede laat mevrouw van Aalten de man uit.
Weer een week later gaat opnieuw de telefoon. het is de plaatselijke GGZ, die met mevrouw van Aalten een afspraak wil maken voor een intakegesprek. Voor mensen in het TLP (Traject Levenspatiënt) is het voorgeschreven, dat zij in contact komen met een psychotherapeut van de GGZ. ‘En waarvoor is dat intake-gesprek?’ vraagt mevrouw van Aalten ongerust. ‘Wel’, antwoordt de telefoniste: ‘We hebben hier een praatgroep en het is de bedoe….’ ‘Praatgroep! Ik heb helemaal geen praatgroep nodig!’ schreeuwt mevrouw van Aalten door de telefoon. De telefoniste blijft kalm: ‘Mevrouw, om in de TLP te kunnen blijven is dit een van de voorwaarden. En daar heeft u voor getekend…’ Getergd over de gang van zaken maakt mevrouw van Aalten de afspraak en neemt zich voor, om de heren GGZ eens precies te vertellen, wat ze er van denkt.
Dan verschijnt de Manager Medicijngebruik weer aan de deur en meldt aan mevrouw van Aalten, dat hij zijn best heeft gedaan en dat hij haar nu officieel kan melden, dat zij haar medicijngebruik niet hoeft aan te passen. Een zucht van verlichting, maar de Manager voegt er wel aan toe, dat indien mevrouw van Aalten toch medicatie krijgt voorgeschreven uit de GGZ-hoek, zij dit onmiddellijk moet melden bij de Manager Medicijngebruik, want dan is de toestemming niet meer geldig en moet er een nieuwe worden aangevraagd met de nieuwe medicatie erbij vermeld.
Na drie weken komt van de GGZ de afspraak binnen. En binnen een week gaat mevrouw van Aalten naar de GGZ en wordt ontvangen door een vriendelijke juffrouw, die haar meeneemt naar een soort wachtkamer. In die wachtkamer zitten meer mensen van haar leeftijd. Dat bevreemdt mevrouw van Aalten, want er zijn ook jonge mensen, die GGZ hulp nodig hebben. Dan gaat de deur open en verschijnt de psychotherapeute, mevrouw Stamelaar. Het blijkt dan, dat mevrouw van Aalten met haar mede-ouderen al in de behandelkamer zit. Mevrouw Stamelaar houdt een openingspraatje en legt geduldig uit, waarom de aanwezigen ‘gemonitord’ dienen te worden in het TLP. Iedere vorm of aanleg van depressiviteit zou een reden kunnen zijn, om het TLP te stoppen, aangezien het TLP uitsluitend is opgezet voor gezonde bejaarden. Voor behandeling van depressiviteit is een ander traject, waarbij de ouderen eerst geheel uit het TLP moeten zijn uitgeschreven. Mevrouw van Aalten zucht diep. De wereld is krankzinnig geworden en zij moet naar een praatgroep.
Morgen: De afloop en conclusies