Wie aan iemand iets probeert uit te leggen, die zal daarbij woorden gebruiken, die de ander kan of zal kunnen snappen. Anders heeft een uitleg geen zin. Het merkwaardige eraan is, is dat diegene, die het uitlegt, geacht wordt, om het zelf wel te kunnen doorgronden. Zo werkt het in de opvoeding en zo werkt het ook op school. Toch komt het daar vaak voor, dat een leraar over zijn vak soms voorbijgelopen wordt door een leerling, die het op dat punt simpelweg beter weet. Een leraar, die dan nog roept, dat hij gelijk heeft, omdat hij nu eenmaal de leraar is, die gaat af als een gieter. Hij kan zijn gezag niet meer laten gelden op zijn functie. Dat hij daarbij vasthoudt aan zijn eigen positie is schrikbarender, dan het eigenlijke punt van discussie zelf.
We nemen u vandaag mee naar de astronoom (sterrenkundige) Galileï, die in 1610 zijn waarnemingen publiceerde, die hij had gedaan met zijn eigen telescoop met de mooie naam Siderius Nuncius (Sterrenbode). Galileï deed onderzoek naar de theorie van Nicolaas Copernicus, die in 1514 het universum formuleerde volgens het heliocentrische model. (In een paar woorden gechargeerd: De zon staat in het midden en de aarde draait om de zon.) Het was het begin, dat later zou uitgroeien tot de Copernicaanse Revolutie. In 1612 (100 jaar na de Reformatie) begon er verzet te bestaan tegen Galileï’s bewijsvoering (in ons voorbeeld: de Leerling), omdat deze niet strookte met de opvattingen van de Kerk. (In ons voorbeeld: de Leraar). Galileï kreeg het dringende advies van Kardinaal Bellarmino, op last van Paus Paulus V, om de Copernicaanse Theorie niet meer in het openbaar te bespreken. Galileï schreef in 1622 een tweede boek, dat wel door de Kerk werd goedgekeurd. U begrijpt het al: het was de Leraar, die zijn gezag deed gelden. In oktober 1632 werd Galileï voor de Kerkelijke Rechtbank gedaagd en kreeg hij levenslang huisarrest opgelegd. Bij het horen van het vonnis sprak hij de beroemde woorden: ‘Eppur si muove!’
Pas in 1992(!) vond de RK kerk het bij monde van Paus JP II nodig, om een excuus te maken naar Galileï, die bij die gelegenheid werd beschreven als een gelovig mens. In 2008 kwamen er plannen, om de rehabilitatie van Galileï extra glans te geven, door een beeld van hem binnen de Vaticaanse muren te plaatsen. In 2009 werden die plannen weer terzijde geschoven met het verzoek aan de sponsor van het beeld, om hun geld te besteden aan Afrikaanse instituten, die zich bezighouden met filosofie en wetenschappen. Totaal ongevaarlijk dus, vanuit Rooms gezichtspunt.
Het blijkt maar eens te meer, dat in dit specifieke geval, waarin de Leerling de Leraar wil overtreffen, hij te maken krijgt met een Leraar, die volledig wordt gedekt door de schoolleiding. De schoolleiding, die niet alleen bepaalt, wat de leerling dient te leren en hoe hij dat dient te doen, maar vooral met een schoolleiding, die geen tegenspraak duldt en niet zit te wachten op ‘inventief vernieuwende inzichten.’ En wel, omdat die de eigen verkondigde waarheden wel eens onderuitgehaald zouden kunnen zien worden. En dat is voor een zichzelf ‘Ware Kerk’ noemend schoolinstituut onverteerbaar. Ook al moet de Leerling meer dan 300 jaar wachten op zijn gelijk. Het is om die reden, dat de gelovige mens in alles zelf dient na te blijven denken over wat hij gelooft, hoe hij dat naar beste eer en geweten (zijn Ziel) zou kunnen opbrengen en dat hij zich niet laat ringeloren door (het gezag en macht van) Schoolbesturen.
De belangrijkste conclusie rond Galileï is niet de publicatie van zijn eerste boek ‘Dialogue’, noch zijn tweede boek ‘Il Sagiatore’. Het is ook niet de Copernicaanse Revolutie. Het is de ‘beweeglijkheid’ van de mensenziel tegenover de halsstarrigheid van de Kerk. En de Kerk kan mensen excommuniceren, zij kan wetenschappers het zwijgen opleggen, huisarrest opleggen aan alle ketters, wat zij wil. Maar voor de betekenis van de Bijbel en Gods Woord, alsook de Liefde Zelf en natuurlijk de Waarheid in geloven gelden die zeer toepasselijke woorden van Galileï: ‘Eppur si muove!’ (‘En toch beweegt ze!’)