In Den Beginne

genesis

Gisteren begonnen we onze column met te stellen, dat als iemand een ander iets probeert te leren, hij dat natuurlijk moet doen met woorden, die de ander begrijpt. En als het nauwelijks uit te leggen is, degene, die het probeert te verklaren, zich moet behelpen met een of meerdere metaforen. Want een taal spreken of schrijven, die niet wordt begrepen, daar heeft niemand veel aan. Het probleem ontstaat, dat er gevallen bekend zijn, waarin die metafoor zelf als Waarheid wordt beschouwt. En dat niet alleen bij gebrek aan beter, maar vooral omdat deze metafoor ook een zekere ‘geloofwaardigheid’ met zich meedraagt. We hebben het hier over het eerste boek uit de Bijbel, dat van Genesis. En die geloofwaardigheid is natuurlijk te verklaren door het begrip, dat de lezer kan opbrengen voor de uitleg. Hier dient echter wel te blijven gesteld, dat dit verhaal is geschreven door iemand, die het zelf ook moest begrijpen, en het voorhouden aan lezers, van wie geacht werd, het te zullen begrijpen. We zullen eens aangeven, wat we bedoelen en daarbij de taal gebruiken, die heden ten dage begrepen kan worden, zowel filosofisch als ook wetenschappelijk.

Daar was ruimte, die geen tijd leefde en tijd, die geen ruimte leefde. Slechts Zijn was, waar tijd en ruimte niet leefden. Zijn was in Zichzelf en uit Zijn werd. En al wat werd, werd vanuit Zijn. En in dat, wat werd, leefde de zwangerschap van ruimte en tijd. En zo werd uit datgene, wat werd uit Zijn, de tijd en ruimte in Harmonie met elkaar geboren, zoals alles nadien geboren werd uit dat, wat werd geboren uit Zijn. En in de tijd en ruimte vormde zich het heelal, dat alles in zich droeg van Zijn en alles, wat geboren was uit Zijn. Tijd en ruimte, zij vormden zichzelf in Harmonie met elkaar en met Zijn.
Het heelal gaf vrucht aan de geboorte van sterren en planeten, welke afhankelijk werden door elkaars Zijn en de Oorsprong van hun geboorte. En uit deze Harmonie vormen zich de sterrenstelsels, ieder naar zijn eigen Zijn en Harmonie met elkaar en met Zijn.

En de sterrenstelsels gaven op hun beurt de geboorte van Orde in zichzelf. En in een van deze Ordes werd de Aarde geboren uit het wezen van Zijn en al wat voortkwam uit tijd en ruimte. En niets, wat ontstond uit deze geboorte, was anders dan Zijn en de Harmonie van wat werd geboren uit Zijn.

En uit Zijn van de Aarde werd het leven geboren, dat in Harmonie leefde met tijd, ruimte, Zijn en al wat was geboren uit diezelfde Harmonie. En het leven gaf de geboorte aan water en land. En het water gaf geboorte aan Leven in water en ook dit geheel in Harmonie van wat werd geboren uit Zijn. En het land gaf geboorte aan Leven op land, geheel in Harmonie van wat werd geboren uit Zijn.

Niets, dat Zijn in zich droeg, werd geboren en niets, wat uit Zijn niet werd geboren, leefde, leeft of zal leven zonder de Harmonie met Zijn en al wat uit Zijn werd geboren. Zo ontstond de wereld van Zijn en de Harmonie daaruit geboren. En zo gaf de Aarde de geboorte aan de mens, die geheel in Harmonie met Zijn en wat was geboren uit Zijn, leefde. De mens vond in zijn Ziel de Liefde voor de Aarde en Harmonie van Zijn. En de mens eerbiedigde Zijn. Uit de mens nu werd geboren het vrije verlangen, om zich boven de Harmonie van de Aarde van Zijn te stellen. En de mens leerde zichzelf, hoe hij de Harmonie en al wat geboren was uit Zijn, naar zijn eigen hand te kunnen zetten. En zo kwam er een moment in tijd, ruimte en Zijn, dat de mens het vermogen verloor, zich met Zijn te verbinden en de Harmonie van al, wat voortgekomen was uit Zijn. De Aarde veranderde van de Aarde van Zijn in de wereld van niet Zijn: de wereld van de mens. Zo werd de mens de Aarde van Zijn ontnomen, omdat hij zichzelf beter achtte, dan de Harmonie van Zijn hem had gegeven. De mens vervloekte zichzelf tot het eigen gekozen lot in zijn wereld van het niet Zijn.

Nadien zijn er mensen gekomen, die zich berouwvol tot Zijn hebben gewend, om weer terug te keren naar een nieuwe Aarde, die van Zijn en Harmonie met alles, wat uit Zijn werd geboren. En zo zal zijn, dat de mens terugkeert naar de nieuwe Aarde van Zijn en Harmonie met alles, wat uit Zijn werd geboren, indien de mens zijn zelfverkozen vrijheid ongeschonden teruggeeft aan Zijn. De berouwvolle mensen, zij zullen de nieuwe Aarde bewonen. En de mens, die niet zal terugkeren, hij zal in de wereld blijven van niet Zijn. En de Aarde van Zijn zal blijven, daar waar de wereld van niet Zijn zichzelf zal verliezen in tijd en ruimte alleen, waar geen Harmonie van Zijn, noch van al wat uit Zijn werd geboren of zal geboren worden, voor die mens levend zal zijn.

Snapt u het een beetje? Ja? Dan heeft u een groot gevoel voor mystiek. Neen? Dan snapt u nu, waarom men het verhaal van het Boek Genesis in metaforen zo simpel mogelijk heeft willen houden.

Geef een reactie