Apocriefen

Wie de Bijbel eens goed ter hand neemt, zal merken, dat het niet gewoon één verhaal is, maar een verzameling geschriften, of boeken, zo u wilt. Deze verzameling noemt men in één woord de Canon van de Bijbel. Deze Canon is in de vroeg christelijke kerk samengesteld en is te splitsen in het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het Oude Testament vindt zijn basis in de zg. Hebreeuwse Bijbel of ook wel Tenach genoemd. Daarnaast kent de christelijke kerk ook nog eens 27 boeken, welke het Nieuwe Testament vormen. Al deze boeken, tezamen dus de Canon genoemd, vormen de doctrinaire autoriteit van het christendom. Die mooie term kunnen we vertalen met ‘gezaghebbend en onbetwistbaar’.

In 150 v.Chr. is daar een Griekse vertaling van die Hebreeuwse Bijbel, de zg. Septuaginta. Bij die Griekse vertaling stelde men twee voorwaarden aan het opnemen in de Canon: 1. De Hebreeuwse tekst moest compleet beschikbaar zijn. 2. Het (Hebreeuwse) Boek moest geaccepteerd zijn door Ezra.

Deze Ezra leefde zo rond 400 v. Chr en stamt uit een ‘geslacht’ van hogepriesters. Hij wordt in Joodse tradities als schriftgeleerde zeer gerespecteerd en hem wordt toegeschreven, dat Jaweh hem persoonlijk beschermde. Overigens zou deze Ezra vandaag de dag worden beschouwd als een racist, aangezien hij destijds de Joodse mannen, die waren getrouwd met vrouwen, die niet tot het volk Israël behoorden, opdracht gaf, zich van deze vrouwen te ontdoen. Met als argument, dat die mannen op die manier ontrouw waren aan de God van Israël en de schuld van Israël aan Jahweh vergrootten. Wie deze beschouwingen eens goed op zich in laat werken, snapt nu, hoe er van die geweldadige boeken en passages in het Oude Testament terug te vinden zijn. Want onze Ezra mag dan als Schriftgeleerde worden beschouwd, hij was tevens een groot voorstander van etnische zuiverheid. En hij heeft blijkbaar op persoonlijke titel en toegekend gezag het voor elkaar gekregen, dat dergelijke geweldadigheden en oproepen tot  etnisch geweld, in de Heilige Joodse boeken terecht zijn gekomen.

Om het eens in gewoon Nederlands te zeggen: Er is nogal gerotzooid met de vertalingen van het Hebreeuws naar het Grieks. Niet alleen, omdat men soms geen zuivere vertaling kon maken van woorden of begrippen, maar ook, omdat men zelfs de vertalingen begon te betwisten. Zo was daar ene Hiëromynus van Stridon, die als een van de vier grootste kerkvaders van het westen werd beschouwd.  In 382 begon Hiëronymus te Rome aan een vertaling van de Septuagint in alledaags Latijn met behulp van goede Griekse handschriften  en met respect voor de bestaande tekst, dus niet alleen met de Griekse versie van de Septuagint, die naar zijn oordeel niet geïnspireerd was. Hij vertaalde dan ook minder woordelijk en in stilistisch opzicht verzorgder dan de oudere Latijnse vertalers. Deze gigantische onderneming ondervond aanvankelijk véél kritiek. Onder meer Augustinus liet zich laatdunkend uit over de betekenis die Hiëronymus aan de Hebreeuwse tekst toekende. De door Hiëronymus bewerkte tekst, later de Vulgata genoemd, werd echter al spoedig algemeen aanvaard door de Kerk. Misschien zou de christelijke kerk dit er eens bij moeten zeggen, als ze een stuk uit de Bijbel voorlezen: ‘Het Woord van God in een door de Kerk erkende vertaling van Hiëronymus.’ Het zou een stuk eerlijker zijn, aangezien een Hebreeuw-Grieks-Latijns-Nederlandse vertaling geen enkele garantie biedt, dat de oorspronkelijke kracht van het Hebreeuwse woord na zoveel jaar en door vertalers met hun persoonlijke inslag, nog onveranderd overeind zal staan.

Over wat behoort tot de Canon van de Bijbel, daar zijn, opmerkelijk genoeg, niet alle christelijke kerken het over eens. Zo zal de katholieke gelovige nimmer hebben gehoord van het ‘Gebed van Manasse’, een boek, dat in de Oosters Orthodoxe Kerk (m.u.v. de Syrische) wel degelijk wordt gerekend tot de Canon. Ook het Boek Esdras kent de katholiek en de protestant niet in hun Canon. De wijsheid van Salomon vindt wel een plek in de katholieke, maar niet in de protestantse kerk. En Baruch komt nergens voor.

In het Nieuwe Testament kent men wel de Handelingen van de Apostelen, maar de Handelingen van Paulus kwam er niet in. En het had weinig gescheeld, of de Openbaringen van Johannes waren ook niet opgenomen geweest. Die tekst werd in eerste instantie beschouwd als geraaskal.

Evangeliën van Thomas, Maria Magdalena, Philippus, Judas, de Hebreeën, de Egyptenaren, Petrus en Nicodemus behoren tot enkele van de apocriefe Boeken. Zij worden niet erkend, omdat of de oorspronkelijkheid niet onomstotelijk kan worden bewezen, of er te weinig van beschikbaar is. Een derde reden zou kunnen zijn, dat het een ander beeld geeft van de werkelijkheid, dan de Christelijke Kerken in hun Leergezag hebben staan. Want indien aan dat Leergezag getornd wordt, dan is het gauw over en uit.

morgen: Het Evangelie van Maria Magdalena.

Geef een reactie