Evangelie van Maria Magdalena I

Voordat wij hier een verhandeling willen gaan houden over het Evangelie van Maria Magdalena, willen we graag eerst het argument bespreken, waarom dat Evangelie niet is toegevoegd aan de Canon van de Bijbel. Nog afgezien van de oorsprong en de compleetheid was er nog een reden te geven voor die weigering. En dat had te maken met de manier, waarop de Katholieke Kerk meende, om Maria Magdalena te moeten ‘typeren’. Vandaag nemen we u mee naar 1 april 1994, toen in het Dagblad ‘Trouw’ de volgende publicatie verscheen. Het ging om een recensie van het boek ‘Maria Magdane, Myth and Methaphore’ van de Britse kunsthistorica Susan Haskins. (Uitg. HarperCollins London. Importeur Nilsson en Lamm, Amsterdam. 518 blz.) De recensie is van Ton Crijnen:

Maria Magdalena: broeierige hoer, kuise apostel, mystieke minnares

In de rockopera Jezus Christ Superstar (1970) afgeschilderd als hoer die door haar liefde voor de Heer op het goede pad werd gebracht, door een prominent exegeet als de Amerikaan William Phipps omschreven als vermoedelijke echtgenote van de Messias (1989) en in Martin Scorsese’s film The Last Temptation of Christ (1992) getoond als lustobject voor de gekruisigde Verlosser blijft zij felle emoties opwekken, resulterend in bomaanslagen en het afdwingen van censuur.

Voor de Britse kunsthistorica Susan Haskins was dit alles reden om de persoon van Maria Magdalena aan een grondige studie te onderwerpen (Mary Magdalen, myth and metaphor).

Volgens Haskins zijn de bovengenoemde drie interpretaties schoolvoorbeelden van de vrouwonvriendelijke manier waarop zo’n achttienhonderd jaar met de figuur van Maria Magdalena is omgesprongen. Van een kuise ‘apostel voor de apostelen’ (Heilige Hippolytus ca.170 – ca. 235) werd ze al in de derde eeuw gedegradeerd tot ‘boetvaardige prostituee’. En dat is ze in de ogen van veel christenen steeds gebleven.

De eerste ooggetuige van de opstanding (Marcus, Matteus en Johannes) en belangrijke volgelinge van Christus botste posthuum met de patriarchale instutionalisering die vroeg in de geschiedenis van het christendom plaatsvond. Gevolg: een totale vertekening van de Magdalena-figuur die tot op de dag van vandaag op vele manieren zichtbaar blijft; zelfs in kringen van feministische theologen en romanciers waar ze als symbool geldt van (alweer) seksuele emancipatie.

Om het met de woorden van Susan Haskins te zeggen: “Maria Magdalena is, net als de sekse die ze vertegenwoordigt, sinds de eerste eeuwen van het christendom het zwarte schaap van de kerkelijke instituties geweest: gecontroleerd, gemanipuleerd en vooral verkeerd voorgesteld … Het wordt misschien tijd om het echte vrouwelijke model boven tafel te halen, een model dat volgens de evangelies kracht, moed en onafhankelijkheid belichaamt, kwaliteiten die de kerk heeft getracht te onderdrukken door vrouwen te onderwerpen aan het zelf gecreeerde model van de passieve maagd.”

En wie denkt dat Haskins overdrijft moet er de encycliek Mulieris Dignitatem van Johannes Paulus II maar op naslaan.

Wie was Maria van Magdala, zoals Maria Magdalena ook wordt genoemd naar het dorpje bij het meer van Tiberias waar ze oorspronkelijk woonde? In het Nieuwe Testament wordt, behalve haar aanwezigheid bij de kruisiging en haar bezoek aan het lege graf, amper meer over haar meegedeeld dan dat ze door Jezus bevrijd was van “zeven duivelse geesten” (Lucas 8:2) en behoorde tot de vrouwen die hem in Galilea altijd volgden (Marcus 15:41, Mattheus 27:56) en “uit eigen middelen voor hem en z’n volgelingen zorgden” (Lucas 8:3).

In de vier canonieke evangelies staat van Maria Magdalena nergens vermeld wie haar ouders waren, of ze broers en/of zusters had en of ze getrouwd was. Volgens Susan Haskins moet ze een bemiddelde vrouw zijn geweest, anders had ze Jezus noch zijn discipelen financieel kunnen ondersteunen.

 

morgen deel 2 van de recensie

Geef een reactie