Evangelie van Maria Magdalena III

Het derde en laatste deel van de recensie van het boek ‘Maria Magdane, Myth and Methaphore’ van de Britse kunsthistorica Susan Haskins. (Uitg. HarperCollins London. Importeur Nilsson en Lamm, Amsterdam. 518 blz.) De recensie is van Ton Crijnen en gepubliceerd in het dagblad Trouw (De Verdieping) op 1 april 1994::

De wisselende manier waarop in de loop der eeuwen binnen het christendom tegen de figuur van Maria Magdalena werd aangekeken weerspiegelt de positie van de vrouw in de christelijke kerk. Aanvankelijk was die zo gunstig dat een relatief groot aantal vrouwen christen werd. Dat bracht buitenstaanders als de Romeinse filosoof Celsus ertoe het christendom als een ‘vrouwenreligie’ te diskwalificeren.

Tot zo’n kleine honderd jaar na Christus’ dood was de rol van de vrouw binnen het christendom duidelijk beter dan die binnen het orthodoxe jodendom. De volstrekt passieve rol die vrouwen in de synagoge werd toebedeeld, stond in forse tegenstelling tot de gelijkwaardige plaats van hun zusters binnen de gemeenschappen van het vroegste christendom.

In de brieven van Paulus, geschreven voor de synoptische evangelies (50-60 na Christus), en ook in de Handelingen van de Apostelen, samengesteld in de laatste tien jaar van de eerste eeuw, valt niet alleen te lezen hoe welgestelde vrouwen mannelijke missionarissen financieel ondersteunden, maar ook hoe sommigen (Phoebe in Romeimen 16:1-2) zelf aan het missiewerk deelnamen en leiding gaven aan kerkgemeenten.

Zo ontstaat het beeld van een geloofsgemeenschap waarin vrouwen belangrijke functies uitoefenden als apostelen, diakenen, profetessen, leraressen, en leidsters van lokale kerken. Dit conform het emancipatieprincipe van Jezus.

Overigens hebben recente studies aangetoond dat het onjuist is een kunstmatig verschil aan te brengen tussen leerlingen (‘hoger’) en volgelingen (‘lager’) van Christus, tussen de mannelijke ‘twaalf’ en de vrouwelijke ‘rest’. Op deze basis kan de vrouw niet uit het priesterambt worden geweerd.

Vroeg in de tweede eeuw begint binnen het christendom een terugkeer naar oude joodse patriarchale patronen. Mogelijk als reactie op groeiende kritiek van de buitenwacht die de actieve rol van vrouwen binnen de christelijke beweging als schandelijk beschouwde. In 352 verbood het Concilie van Laodicea vrouwen als priester voor te gaan en plaatselijke gemeenten te leiden. Een verbod dat impliceert dat ze beide rollen in de vroege christelijk kerk kennelijk vervulden.

De spanningen zijn voelbaar in het apocriefe Evangelie van Maria (tweede eeuw) waarin Petrus zich ergert aan het feit dat Jezus zich na zijn opstanding het eerst aan een vrouw, Maria Magdalena, heeft geopenbaard. En hij stelt de boze vraag: “moeten we soms allemaal naar haar luisteren? ” In die tijd ontstond binnen de kerk de stelling dat Christus het eerst aan Petrus was verschenen. Het legitimeerde een patriarchaal systeem dat in het rooms-katholicisme en de oosterse orthodoxie tot op de dag van vandaag voortduurt.

Uit gnostische geschriften wordt duidelijk dat Maria Magdalena niet alleen bij haar leven een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in het vroegste christendom, maar dat ze ook na haar dood nog ruim honderd jaar als een belangrijke, zo niet de belangrijkste apostel werd vereerd. Men beschouwde haar, die het lege graf had gezien en als eerste met de verrezen Heer had gesproken, helemaal niet als ex-zondares, maar als een groot zienares en als middelares tussen Christus en de andere apostelen.

Haar positie was in de begintijd van het christendom heel wat prominenter dan die van de moeder van Jezus, van wie geen van de evangelies meldt dat hij na zijn opstanding aan haar verscheen. Niet voor niets gaf de eerdergenoemde bisschop Hippolytus Maria Magdalena de eretitel die later op de maagd Maria is overgegaan: ‘bruid van Christus’.

Maar rond de derde eeuw was volgens Susan Haskins het masculiene gezagsdenken binnen de jonge kerk al zover voortgeschreden, dat alle evangelie-teksten die niet aansloten bij de orthodoxe kerkvisie geen gehoor meer vonden en ‘aprocrief’ werden verklaard. Men maakte de figuur van Maria Magdalena onschadelijk door haar te degraderen tot symbool van overwonnen seksualiteit en vrouwelijke onderdanigheid. En zo nam de eeuwenlange clericale, discriminerende kijk op de vrouw een aanvang.

Waarvan akte. Morgen lezen we het Evangelie zelf.

Geef een reactie