Het Heilig Evangelie van Maria Magdalena.
(De bladen 1-6 ontbreken)
(Blad 7)
[…] de materie dus, zal ze gebroken worden of niet. De Verlosser zei: ‘Alle Natuur, alle boetseerwerk en alle ordening zijn in en met elkaar (5) en ze zullen weer tot op hun eigen wortel ontbinden, want de Natuur van de materie ontbindt tot op de dingen die eigen zijn aan haar Natuur alleen.
Hij die oren heeft om te horen, moge hij horen’. (10) Petrus zei tot Hem: ‘Zoals U ons alle zaken hebt verteld, zeg ons dit andere, wat is de zonde van de wereld?’ De Verlosser zei: ‘Er is geen zonde, maar jullie zijn het die de zonde doen, (15) wanneer jullie de dingen doen die overeenkomen met de natuur van het overspel, zich die men noemt: de zonde. Daarom is de Goede gekomen in jullie midden tot wie eigen zijn aan alle Natuur, om haar neer te zetten in haar wortel’. (20) Verder voegde Hij eraan toe, Hij zei: ‘Daarom zijn jullie ziek en sterven jullie, omdat[…]
(Blad 8)
[…] Hij die begrijpt, moge hij begrijpen. [De materie heeft lijden voortgebracht] dat geen voorbeeld heeft, omdat het gekomen is uit een tegennatuur. (5) Sindsdien is er verwarring in het gehele lichaam. Daarom heb ik jullie gezegd: ‘Weest één van hart en weest zonder menging’, omdat jullie immers één zijn ten opzichte van de verschillende gedaanten van de Natuur. (10) Hij die oren heeft om te horen, moge hij horen’.
Toen de Gelukkige deze dingen gezegd had, omhelsde Hij hen allen, terwijl Hij zei: ‘Vrede zij met jullie. Mijn vrede, breng haar voor jullie voort. (15) Zorg ervoor dat niemand jullie misleidt door te zeggen:’ Zie
hier!’ of ‘Zie daar!’, want de Zoon des Mensen is in jullie binnenste. (20) Volg Hem na. Zij die Hem zoeken, zullen Hem vinden. Ga
dus en verkondig het Evangelie van het Koninkrijk.
(Blad 9)
Stel geen enkele regel dan degene die ik heb gesteld voor jullie en geef geen wet op de manier van de wetgever, opdat jullie er niet door gevangen gehouden worden’.
(5) Nadat Hij deze dingen gezegd had, ging Hij weg. Maar zij, bedroefd als ze waren, huilden erg, terwijl ze zeiden: ‘Hoe zullen we naar de volken gaan en hoe zullen we verkondigen het Evangelie van het Koninkrijk van de Zoon (10) des Mensen? Als ze Hem niet hebben gespaard, hoe zullen ze ons dan sparen?’ Toen stond Maria op, ze omhelsde hen allen, ze zei tot haar broeders: (15) ‘Huil niet en wees niet bedroefd. En maak geen twee
harten,want zijn genade zal met jullie allen zijn en zal jullie beschutten. Laten we liever zijn grootheid prijzen, omdat Hij ons toebereid heeft, (20) Hij heeft ons Mens gemaakt’. Toen Maria deze dingen gezegd had, keerden ze hun hart naar binnen, naar de Goede en ze begonnen te oefenen in de woorden van de [Verlosser].
(Blad 10)
Petrus zei tegen Maria: ‘Zuster, we weten, dat de Verlosser jou meer liefhad dan de rest van de vrouwen. Zeg ons de woorden van de Verlosser, die jij je herinnert, (5) die dingen die jij weet en wij niet. Ook hebben we ze niet gehoord’. Maria antwoordde, ze zei: ‘Wat voor jullie verborgen is, zal ik jullie vertellen’. en ze begon tot hen te zeggen deze woorden: (10) Ik, zei ze, Ik zag de Heer in een visioen en ik zei tot Hem: ‘Heer ik zag U vandaag in een visioen’, Hij antwoordde, zei me: ‘Gezegend ben je, omdat je niet geschokt bent (15) wanneer je Mij ziet. Want op de plaats waar het kenvermogen (nous) is, daar is de schat’. Ik zei Hem:’Heer nu, hij die het visioen ziet, ziet hij dat met de ziel(psyche) of met de eerste (pneuma)?’ De Verlosser antwoordde, Hij zei: (20) ‘Hij ziet niet met de ziel noch met de geest, maar met het kenvermogen, dat [is] in het midden van die twee, dat is [het dat] het visioen ziet en dat is het […]
morgen het vervolg