Woorden uit het Heilig Evangelie van Maria Magdalena
(De bladen 11-14 ontbreken)
(Blad 15)
[…] hem en de Begeerte zei: ‘ Ik heb je niet gezien, toen je naar de aarde onderweg was, maar nu zie ik je, terwijl je onderweg bent naar de hemel. Hoe kun je (me) bedriegen, terwijl je me toebehoort?’ (5) De ziel antwoordde, ze zei: ‘Ik heb jou gezien, jij hebt mij niet gezien en je hebt me niet bemerkt. Ik was voor jou als kleding en je hebt me niet herkend’. Toen ze deze dingen gezegd had, ging ze luid jubelend weg. (10) Opnieuw kwam ze bij de derde macht, die men de Onwetendheid noemt. [Ze] ondervroeg de ziel, terwijl ze zei: ‘Waarheen ben je onderweg? Door slechtheid werd je gevangen gehouden, (15) ja je werd gevangen gehouden. Oordeel niet.’ En de ziel zei: ‘Waarom oordeel je me, hoewel ik niet geoordeeld heb? Ik werd gevangen gehouden, omdat ik niet gevangen gehouden heb. (20) Ik werd niet erkend, maar ik heb erkend, dat het Al ontbonden wordt, zowel de dingen van de aarde als de dingen van de hemel.’
(Blad 16)
Toen de ziel de derde macht uitgeschakeld had, ging ze naar de kant van de hemel en ze zag de vierde macht. Zij nam zeven gestalten aan. (5) De eerste gestalte is de Duisternis, de tweede de Begeerte, de derde de Onwetendheid, de vierde de Jaloezie van de Dood, de vijfde het Koninkrijk van het Vlees, de zesde de Dwaze Vleselijke Geleerdheid, de zevende de Driftige Wijsheid. Deze zijn de zeven [machten] van de Woede, ze vragen de ziel: (15) ‘Vanwaar ben je afkomstig, mensendoodster?’ of ‘Waarheen ben je onderweg, jij die plaatsen uitschakelt?’ De ziel antwoordde, ze zei: ‘Hij die mij gevangen houdt, werd doorstoken en hij die mij omkeert werd uitgeschakeld. (20) En mijn begeerte is voleindigd en de onwetendheid is gestorven. Uit een wereld werd ik ontbonden door een wereld
(Blad 17)
en uit een model door een model, dat van de kant van de hemel is. En de keten van de vergetelheid is tijdelijk. (5) Vanaf dit uur zal ik de rust ontvangen–ten tijde van het beslissende moment in de aeon – in stilte.’ Toen Maria deze dingen gezegd had, sloot ze haar mond, omdat de Verlosser tot hiertoe met haar gesproken had. (10) Adreas nu antwoordde, hij zei tot de broeders: ‘Zeg, wat zeggen jullie over de dingen die zij gezegd heeft? Ik geloof tenminste niet, dat de Verlosser deze dingen gezegd heeft. (15) Want deze leringen volgen, als het ware, een andere gedachtengang.’ Petrus antwoordde, hij zei over dit soort zaken, hij overlegde over de Verlosser: ‘Hij heeft toch niet gesproken met een vrouw, (20) verborgen voor ons en niet in het openbaar, opdat we onszelf omkeren en allemaal naar haar luisteren? Heeft Hij haar verkozen boven ons?’
(Blad 18)
Toen huilde Maria, ze zei tot Petrus: ‘Mijn broeder Petrus, wat denk je dus? Denk je dat ik, alleen, ze bedacht heb in mijn hart (5) of dat ik de Verlosser bedrieg?’ Levi antwoordde, hij zei tot Petrus: ‘Petrus, sinds eeuwigheid ben je driftig. Ik zie je nu terwijl je redeneert tot de vrouw zoals die tegenstanders. (10) Als de Verlosser haar waardig heeft gemaakt, wie ben jijzelf dan om haar te verwerpen? Ongetwijfeld, de Verlosser kent haar grondig. Daarom heeft Hij haar meer liefgehad dan ons. (15) Laten we ons liever schamen en ons kleden met de volmaakte Mens. Laten we Hem voor ons voortbrengen, zoals Hij ons heeft bevolen. Laten we het Evangelie verkondigen zonder een andere regel te stellen (20) noch een andere wet dan die de Verlosser gezegd heeft.’
(Blad 19)
Nadat Levi nu deze dingen gezegd had, begonnen ze te gaan om te vertellen en te verkondigen.
Woord van de Heer.
morgen: slotwoord op het Evangelie